
Jurisprudentie
BG6299
Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01058 H
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01058 H
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. De inhoud van de zich bij de stukken bevindende brief geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling. E.e.a. levert het ernstig vermoeden op dat de Pr, ware deze met de evenvermelde f&o bekend geweest, aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
Conclusie anoniem
Nr. 08/01058H
Zitting: 21 oktober 2008
Mr. Schipper
Conclusie inzake:
[aanvrager]
1. De politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad heeft de aanvrager bij onherroepelijk vonnis van 12 oktober 2006 wegens "medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen", veroordeeld tot een geldboete van € 230,-.
2. Namens de aanvrager heeft mr. J. Bouwers, medewerker van de Stichting Schaderegelingskantoor voor rechtsbijstandverzekering te Zoetermeer, bij brief van 20 mei 2008 herziening gevraagd van het vonnis van de politierechter op de grond dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling.(1) Dit was niet bekend ten tijde van de berechting.
3. Ter staving van deze stelling is aan de aanvraag onder meer gehecht een brief van 10 oktober 2007 geadresseerd aan mr. J. Bouwers afkomstig van de hoofdofficier van justitie te Zwolle-Lelystad, die het volgende inhoudt:
"Ik vermoed dat er inderdaad sprake is geweest van een persoonsverwisseling. Nader onderzoek -ook naar een oplossing van de kwestie- vindt op dit moment plaats, maar het past reeds thans mijn verontschuldigingen aan te bieden. Ik ga ervan uit dat u deze zult overbrengen aan uw cliënt. Van het nader onderzoek zult u in kennis worden gesteld.
Inmiddels is het bedrag van € 470,85 door het CJIB aan uw cliënt terugbetaald. Ik verzoek u de resterende schade nader te specificeren en te staven."
4. Voorts bevindt zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken een brief van 11 december 2007 van mr. W.B.M. Tomesen, hoofdofficier van justitie te Zwolle-Lelystad, gericht aan het College van Procureurs-Generaal. Die brief houdt het volgende in:
"Naar aanleiding van een persoonsverwisseling is [aanvrager] veroordeeld voor een vernieling op 10 juli 2006. De verdachte is [betrokkene] die zich voor gaf te zijn [aanvrager]. Zoals uit de stukken blijkt is de financiële kant van de zaak op een bevredigende wijze afgedaan. Rest nog het "schonen" van de justitiële documentatie. De heer J. Bouwers namens [aanvrager] heeft te kennen gegeven te willen opteren voor een aanvraag tot herziening."
5. Uit de hiervoor onder 3 en 4 bedoelde brieven volgt dat de hoofdofficier van justitie bevestigt dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling. Een zekere [betrokkene] heeft na diens aanhouding op verdenking van vernieling gebruik gemaakt van de identiteit van aanvrager.(2) Voorts houden die brieven in dat inmiddels het door de aanvrager betaalde bedrag is gerestitueerd en dat nog opschoning van de registratie in de Justitiële Documentatie van de aanvrager dient plaats te vinden.(3)
6. Het voorgaande doet het ernstige vermoeden ontstaan dat de politierechter bij bekendheid met deze feiten en omstandigheden de aanvrager zou hebben vrijgesproken.
7. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv, is voorzien.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 In een telefonisch gesprek van 16 september 2008 en in een brief van 17 september 2008 heeft mr. H. Eigenberg, advocaat te Leeuwarden, bevestigd dat de brief van 20 mei 2008 van mr. J. Bouwers opgevat dient te worden als een herzieningsverzoek zijdens de aanvrager.
2 Zie ook: het proces-verbaal van verhoor van aanvrager van 13 juli 2007, met dossiernummer PL04TR/06-084164, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Midden, in het hoofdbureau van politie Zwolle.
3 Uit de voorliggende stukken blijkt dat de registratie van de veroordeling in de Justitiële Documentatie inmiddels is omgezet in een sepot 01. Met deze aanvraag tot herziening wenst de aanvrager echter te bewerkstelligen dat de registratie in zijn geheel wordt doorgehaald in de Justitiële Documentatie.
Uitspraak
9 december 2008
Strafkamer
nr. 08/01058 H
RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 12 oktober 2006 nummer 07/460894-06, [naar de Hoge Raad begrijpt] ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen" veroordeeld tot een geldboete van € 230,-.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager beroept zich op een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Bij de stukken bevindt zich een brief van 23 januari 2008 van mr. W.B.M. Tomesen, Hoofdofficier van Justitie te Zwolle-Lelystad, gericht aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Hierbij gaat het dossier in de zaak tegen [aanvrager], die bij vonnis van de politierechter van 12 oktober 2006 ter zake van, kort gezegd, "medeplegen van vernieling" bij verstek, inmiddels onherroepelijk, is veroordeeld tot een geldboete van € 230,00.
Er is evenwel sprake van een persoonsverwisseling. De op verdenking van "vernieling" op 10 juli 2006 aangehouden persoon, waarschijnlijk een zekere [betrokkene], heeft de personalia gebruikt van [aanvrager]. Kennelijk heeft de politie de door [betrokkene] opgegeven personalia niet geverifieerd.
Daardoor kon het gebeuren dat de, op naam van [aanvrager] gestelde dagvaarding op het politiebureau in persoon aan die [betrokkene] werd uitgereikt. [betrokkene] is uiteraard niet ter terechtzitting van de politierechter verschenen waardoor ook het veroordelend verstekvonnis op naam van [aanvrager] is gesteld.
Na aan een betalingsverzoek (voor inmiddels € 470,85) van de gerechtsdeurwaarder te hebben voldaan, kreeg [aanvrager] - die aanvankelijk in de veronderstelling verkeerde dat de boete een verkeersovertreding betrof - toch argwaan en wendde zich tot het politiebureau met het verzoek één en ander uit te zoeken. Dat verzoek is ingewilligd en uit het onderzoek is gebleken dat de op 10 juli 2006 aangehouden persoon niet [aanvrager] was, maar wel diens personalia heeft opgegeven, terwijl de politie heeft nagelaten de juistheid daarvan te onderzoeken."
4.2. De inhoud van het onder 4.1 genoemde geschrift geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 12 oktober 2006;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 9 december 2008.